Afdrukken vanuit een softwaretoepassing
De meeste afdrukinstellingen worden in de software automatisch afgehandeld. U hoeft
de instellingen alleen handmatig te wijzigen als u de afdrukkwaliteit wilt veranderen, als
u wilt afdrukken op speciale papiersoorten of transparanten of als u speciale functies wilt
gebruiken.
Afdrukken vanuit een softwaretoepassing
1.
Zorg ervoor dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2.
Kies Pagina-instelling in het menu Archief in uw toepassing.
Het dialoogvenster Pagina-instelling wordt weergegeven zodat u het papierformaat,
de afdrukstand en de schaling kunt opgeven.
3.
Controleer of de HP All-in-One de geselecteerde printer is.
4.
Geef de paginakenmerken op:
•
Geef het papierformaat op.
•
Selecteer de afdrukstand.
•
Geef het vergrotings- of verkleiningspercentage op.
5.
Klik op OK.
6.
Klik op Print of Druk af in het menu Archief van uw softwaretoepassing.
Het dialoogvenster Print/Druk af wordt weergegeven en het paneel Aantal en
pagina's wordt geopend.
7.
Wijzig de afdrukinstellingen voor elke optie in het pop-upmenu, in overeenstemming
met uw project.
Opmerking
Als u een foto afdrukt, moet u opties selecteren voor de juiste
papiersoort en voor de verbetering van de foto.
8.
Klik op Print of Druk af om te beginnen met afdrukken.